Het is redelijk koud als ik zondagavond terug naar huis loop van het restaurant, waar ik zojuist een gratis maaltijd heb gekregen. Mijn route gaat door Amsterdam-West, vanaf het Vondelpark door de Baarsjes richting Bos & Lommer.
Ik loop wat sneller dan normaal. De kanalen langs, door de steegjes, haast met mijn ogen dicht loop ik mijn vaste route. Opeens houd ik stil, als mijn ogen net als bij een roofdier zicht krijgen van een eventuele schat. Bij de afvalbak naast het kanaal, vlak voor het nieuwe woongebouw met dure appartementen staat een doos. Een transistorradio steekt eruit. Mijn handen gaan direct de doos in en ik haal er ook een fotolijst - nog in oorspronkelijke doos - alsook ongebruikt afdekplastic en latexhandschoenen, beide ook nog gewoon in hun verpakking. Erg gretig geworden leg ik meer spullen in de doos opzij, wat plastic en karton leg ik aan de kant, en dan: jackpot! Een nog nieuw uitziende strijkijzer! Mijn rugtas, die ik altijd bij me heb voor dit soort momenten, leg ik neer op de grond en ik stop al mijn zojuist gevonden spulletjes erin. Klaar ben ik echter nog niet en ik graai nog verder in de doos, alsof het een grabbelton is, tot ik kleine tubetjes verf zie liggen: ongebruikte acryl verf. Hoppa, mooi voor mijn vrouw die schilderes is. Is zij ook blij als ik straks thuiskom met de nieuwe buit.
Tevreden doe ik de tas dicht en loop weer door, maar ditmaal buig ik van mijn gangbare route af. Ik sla linksaf de woonwijk in, in plaats van de mooie route langs het kanaal te volgen zoals ik meestal doe. Het is grofvuil vanavond, dus wie weet wat ik nog meer in deze wijk zal vinden, zo is mijn gedachtegang. Nog geen twintig seconden later sta ik opnieuw stil. Ik zie een doos met rotzooi dat naast de ondergrondse container staat. Maar daarachter valt mijn oog op - jawel - een kleine strijkplank. Het zou toch niet zo zijn, denk ik bij mezelf. Vinden we vijftig meter terug een strijkbout, dan direct daarna ook nog eens een plank. Het doet mijn gedachten meteen teruggaan naar die keer een halfjaar eerder dat ik een skateboard vond, en tijdens mijn eerste tocht ermee, aan de andere kant van de stad, knie- en elleboogbeschermers. Dat zijn echt van die unieke vondsten dat het ene niet zonder het andere kan, dat je bij wijze van spreken eerst een bord vindt en meteen daarna het bestek.
Terwijl ik doorloop zie ik twee dames - een moeder en dochter lijkt het - bij een stoel staan. “Zo, dan kan ik hem voor je laten stofferen, en dan heb jij een nieuwe stoel”, roept de oudere uit. Ze bestuderen de stoel aandachtig en lijken erg tevreden ermee. Ik kijk even in een doos die naast ze staat. “Ah, ben je ook lekker aan het struinen?”, zegt de vrouw tegen mij. “Ja, het is weer zondagavond hier”, antwoord ik. Ze zien de strijkplank in mijn arm en de jongste vrouw zegt verbaasd: “Oh kijk mam, die hadden we zojuist ook daar gezien. Maar je liet het liggen.” Mij een blik werpend: “Mooi dat je hem hebt meegenomen”. Ik vertel ze van de strijkbout die ik even daarvoor had gevonden: “Oh kijk, heb jij even mazzel. En doet ie het ook?” Ik blijf ze het antwoord schuldig. “Ik weet het nog niet, de stekker was in elk geval niet doorgeknipt. Ik probeer het thuis wel uit.”
Direct daarna bij de eerstvolgende kruising is het weer raak: een printer en een scanner. Beiden in de originele doos - de oude eigenaars houden wel van bewaren - en ze zijn zo'n 8 jaar oud schat ik. Ik twijfel even of ik de scanner mee zal nemen, want ik heb er precies zo een al thuis staan, maar dan hoor ik al het bekende geluid van een busje. Ik kijk op en zie een Bulgaars lijkende man uitstappen en op mij en de afval af komen. Terwijl ik net de doos dicht doe van de scanner, kijkt hij naar de printer en neemt het in zijn handen. “Hier, je kan ook de scanner meenemen”, zeg ik tegen de man. “Hij is nog zo goed als nieuw.” De man werpt een bedankje mijn richting toe en lacht hartelijk. Die scanner en printer kan hij weer doorverkopen. En zo rijdt deze man elke avond een rondje door de stad, elke avond weer door een andere wijk, oude apparaten en ijzerwaar verzamelend.
Nog geen tien meter verder, terwijl de Bulgaar nog aan het inladen is, houd ik me opnieuw stil. Een paar dozen vol met boeken, zo veel zelfs dat boeken ook over de grond verspreid liggen; de sporen van een vorige speurder. Mijn mond valt echter direct open van verbazing als ik een paar boeken in mijn hand neem. Harry Potter in meerdere delen lacht mij vanaf een harde kaft toe, en snel schieten mijn handen ook door de andere boeken waaronder klassiekers zoals Asimov's “Foundation” en Castaneda's “The Teachings of Don Juan”. Mijn gedachten schieten naar het waarom deze boeken hier op straat liggen. Van wie zijn ze toch geweest? Is er iemand overleden, of had die eigenaar gewoon geen zin meer om al die boeken te hebben? Er gaan meer dan honderd boeken door mijn handen, zomaar omdat ze op straat liggen, zonder dat ik ook maar ruimte heb om ze mee te nemen, want ik neem er uiteindelijk maar drie mee, maar gewoon om ze even allemaal vast te houden. Want daar zijn boeken voor bedoeld. Want gaan deze morgen echt allemaal zo mee met de vuilniswagen, om later deze week verbrand te worden in de verbrandingsoven waar al het afval van Amsterdam naartoe gaat? Voor ik weer weg ga ruim ik de boel op en leg ik alle boeken weer terug in de dozen. Een meisje rijdt op haar fiets langs en stopt ook ogenblikkelijk. “Ga je gang”, zeg ik, “de doos zit vol klassiekers”. Ze lacht en zegt: “Ja, echt top. Ik had ze al gezien, en ik ben speciaal teruggekomen ervoor.”