Bliep-bliep-bliep. Een pak koeken, melk, twee zakken croissants, een brood, nog een pak koeken, piep-piep-piep, de producten gaan een voor een over een scanner terwijl een scherm de prijs laat zien.
“Dat is dan eenentwintig euro en vijfenveertig cent”, zegt de kassamevrouw. Ze kijkt onderwijl naar de klant op een manier die je niet echt inspirerend kan noemen. De ogen van de klant kijken naar de handen van de mevrouw. Geld wisselt zich van handen om daarna direct in een la te verdwijnen.
Dan is het mijn beurt.
Piep-piep-piep. Hetzelfde geluid en dezelfde schijnbare concentratie. Broccoli, brood, bananen, toiletpapier, pinda's, yoghurt, melk en wortelen. Bliep. Weer wisselt geld zich van handen en verdwijnt in de la. De boodschappen die nu rechtmatig de mijne zijn, stop ik in mijn tas. Ik zeg gedag, loop naar buiten en hoor de vager wordende bliepjes nog altijd op de achtergrond.
Het is mooi weer buiten en ik voel een opperbeste stemming. De zon schijnt en ik neurie zachtjes. Ik loop langs een andere supermarkt, een met een blauw logo, en daarna een fastfoodrestaurant met een mannetje in het rood en... Pats! Wacht!
Alsof iemand met een mokerslag mij letterlijk de grond inslaat. Opeens sta ik stil. Het neuriën is gestopt. Mijn tenen staan genageld. Mijn hart gaat snel. Zie ik daar echt...? Ik kan mijn ogen niet geloven.
Eventjes lijkt het moment zich te vereeuwigen. Maar daarna gaat het weer snel. Ik loop een paar meter naar een bankje. Even zitten. Zou ik...? Nee, geduld: beter om te wachten, misschien is hij even naar het toilet? Of... wat dan ook? Even afwachten wat er gebeurt, besluit ik.
Vijf minuten later weet ik het zeker. Het is nu of nooit. Een beetje zenuwachtig, maar twijfel heb ik niet meer en voor het eerst in mijn leven zet ik voet in dit overbekende kiprestaurant van het rode mannetje.
Zonder duidelijk aandacht te geven aan wie dan ook, inclusief de jongens en meiden met hun uniform achter de balie, sla ik in het restaurant de hoek om, rechtsaf, langs een groepje dat rechts van mij lekker aan het kluiven is en langs een familie met twee kleine kinderen die veel lawaai maken.
Het is net alsof ze mij niet zien, alsof ik onzichtbaar ben. Zelfs als ik aan de tafel zit, kijkt er niemand op of om.
Ik val meteen aan; alsof ik door honger gebeten ben. Het bordje met eten daar zielig en alleen achtergelaten door een onbekende is nu voor mij. De kippenpootjes kijken mij opeens van superdichtbij aan - onschuldig als ze zijn. En ik ben blij met de tevens niet opgegeten patat en sla.
Wauw! Is dat even lekker!
De pootjes smaken fantastisch - ze zijn gefrituurd en hebben een lekkere pittige smaak. Een echte bite, zeg maar. Naast het bord blijkt een grote kartonnen drinkbeker vol te zitten met frisdrank, om het feestmaal compleet te maken.
Het kan niet op en nadat ik al een minuut zit te peuzelen, zonder blikken of blozen, zonder dat ook maar iemand op mij af komt, weet ik dat dit bord voedsel echt voor mij is. Ik neem eindelijk rustig adem en schudt de laatste zenuw van mij af, en kluif met veel geduld een voor een de kippenpootjes af.
Zo vaak eet ik geen vlees en eigenlijk ben ik al ruim tien jaar vegetariër. Maar toch vind ik het prima om zo heel af en toe vlees te eten; als het met veel gastvrijheid gegeven wordt of als het op mijn pad verschijnt. Want zo'n bord eten kan je toch niet in de prullenbak gooien?